Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorschieten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schiet door
jij schiet door
hij schiet door
wij schieten door
jullie schieten door
zij schieten door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorschiet
dat jij doorschiet
dat hij doorschiet
dat wij doorschieten
dat jullie doorschieten
dat zij doorschieten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doorgeschoten
jij hebt doorgeschoten
hij heeft doorgeschoten
wij hebben doorgeschoten
jullie hebben doorgeschoten
zij hebben doorgeschoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoot door
jij schoot door
hij schoot door
wij schoten door
jullie schoten door
zij schoten door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorschoot
dat jij doorschoot
dat hij doorschoot
dat wij doorschoten
dat jullie doorschoten
dat zij doorschoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doorgeschoten
jij had doorgeschoten
hij had doorgeschoten
wij hadden doorgeschoten
jullie hadden doorgeschoten
zij hadden doorgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorschieten
jij zult doorschieten
hij zal doorschieten
wij zullen doorschieten
jullie zullen doorschieten
zij zullen doorschieten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgeschoten hebben
jij zult doorgeschoten hebben
hij zal doorgeschoten hebben
wij zullen doorgeschoten hebben
jullie zullen doorgeschoten hebben
zij zullen doorgeschoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorschieten
jij zou doorschieten
hij zou doorschieten
wij zouden doorschieten
jullie zouden doorschieten
zij zouden doorschieten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgeschoten hebben
jij zou doorgeschoten hebben
hij zou doorgeschoten hebben
wij zouden doorgeschoten hebben
jullie zouden doorgeschoten hebben
zij zouden doorgeschoten hebben

Gebiedende wijs
schiet door

Aanvoegende wijs
doorschiete

Voorbeelden

  1. Schiet door drie.
    Shoot through three.
  2. Het schiet door ramen.
    It shot through windows.
  3. Je schiet door het vijfde raam.
    You will shoot through the fifth.
  4. De beta radiatie schiet door het dak.
    The beta radiation is through the roof.
  5. Je vaders voet schiet door hem heen.
    Dad 's foot could go right through him.
  6. Kom eruit of ik schiet door de deur heen.
    Come on out or I 'll put a bullet through the door.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden