Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorlezen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgelezen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik lees door
jij leest door
hij leest door
wij lezen door
jullie lezen door
zij lezen door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorlees
dat jij doorleest
dat hij doorleest
dat wij doorlezen
dat jullie doorlezen
dat zij doorlezen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doorgelezen
jij hebt doorgelezen
hij heeft doorgelezen
wij hebben doorgelezen
jullie hebben doorgelezen
zij hebben doorgelezen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik las door
jij las door
hij las door
wij lazen door
jullie lazen door
zij lazen door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorlas
dat jij doorlas
dat hij doorlas
dat wij doorlazen
dat jullie doorlazen
dat zij doorlazen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doorgelezen
jij had doorgelezen
hij had doorgelezen
wij hadden doorgelezen
jullie hadden doorgelezen
zij hadden doorgelezen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorlezen
jij zult doorlezen
hij zal doorlezen
wij zullen doorlezen
jullie zullen doorlezen
zij zullen doorlezen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgelezen hebben
jij zult doorgelezen hebben
hij zal doorgelezen hebben
wij zullen doorgelezen hebben
jullie zullen doorgelezen hebben
zij zullen doorgelezen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorlezen
jij zou doorlezen
hij zou doorlezen
wij zouden doorlezen
jullie zouden doorlezen
zij zouden doorlezen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgelezen hebben
jij zou doorgelezen hebben
hij zou doorgelezen hebben
wij zouden doorgelezen hebben
jullie zouden doorgelezen hebben
zij zouden doorgelezen hebben

Gebiedende wijs
lees door

Aanvoegende wijs
doorleze

Voorbeelden

  1. Lees door ,' t wordt nog gemener.
    Keep reading, it gets meaner.
  2. Even het sportkatern doorlezen.
    Let 's see what 's happening in sports.
  3. Je kan' t doorlezen...
    You can read it over...
  4. Ik moet dit doorlezen.
    I have to review this.
  5. Misdaadrapporten controleren, onze covers doorlezen.
    Checking crime reports, reading up on our covers.
  6. Blijf doorlezen, lees vanaf hier!
    You continue reading, read from here!
  7. We kunnen het nog eens doorlezen.
    We can go through it again at your place.
  8. Ik zal het even snel doorlezen.
    I 'll just give it a quick read.
  9. U zou die documenten goed moeten doorlezen.
    You should read those documents carefully.
  10. Reid is ze nu aan het doorlezen.
    Reid 's reading them all right now.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden