NL: doorgronden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
doorgrond
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik doorgrond jij doorgrondt hij doorgrondt wij doorgronden jullie doorgronden zij doorgronden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb doorgrond jij hebt doorgrond hij heeft doorgrond wij hebben doorgrond jullie hebben doorgrond zij hebben doorgrond
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik doorgrondde jij doorgrondde hij doorgrondde wij doorgrondden jullie doorgrondden zij doorgrondden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had doorgrond jij had doorgrond hij had doorgrond wij hadden doorgrond jullie hadden doorgrond zij hadden doorgrond
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal doorgronden jij zult doorgronden hij zal doorgronden wij zullen doorgronden jullie zullen doorgronden zij zullen doorgronden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal doorgrond hebben jij zult doorgrond hebben hij zal doorgrond hebben wij zullen doorgrond hebben jullie zullen doorgrond hebben zij zullen doorgrond hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou doorgronden jij zou doorgronden hij zou doorgronden wij zouden doorgronden jullie zouden doorgronden zij zouden doorgronden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou doorgrond hebben jij zou doorgrond hebben hij zou doorgrond hebben wij zouden doorgrond hebben jullie zouden doorgrond hebben zij zouden doorgrond hebben
|
| Gebiedende wijs |
doorgrond
|
| Aanvoegende wijs |
| doorgronde |