Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorgeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgegeven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik geef door
jij geeft door
hij geeft door
wij geven door
jullie geven door
zij geven door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorgeef
dat jij doorgeeft
dat hij doorgeeft
dat wij doorgeven
dat jullie doorgeven
dat zij doorgeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doorgegeven
jij hebt doorgegeven
hij heeft doorgegeven
wij hebben doorgegeven
jullie hebben doorgegeven
zij hebben doorgegeven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gaf door
jij gaf door
hij gaf door
wij gaven door
jullie gaven door
zij gaven door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorgaf
dat jij doorgaf
dat hij doorgaf
dat wij doorgaven
dat jullie doorgaven
dat zij doorgaven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doorgegeven
jij had doorgegeven
hij had doorgegeven
wij hadden doorgegeven
jullie hadden doorgegeven
zij hadden doorgegeven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorgeven
jij zult doorgeven
hij zal doorgeven
wij zullen doorgeven
jullie zullen doorgeven
zij zullen doorgeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgegeven hebben
jij zult doorgegeven hebben
hij zal doorgegeven hebben
wij zullen doorgegeven hebben
jullie zullen doorgegeven hebben
zij zullen doorgegeven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorgeven
jij zou doorgeven
hij zou doorgeven
wij zouden doorgeven
jullie zouden doorgeven
zij zouden doorgeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgegeven hebben
jij zou doorgegeven hebben
hij zou doorgegeven hebben
wij zouden doorgegeven hebben
jullie zouden doorgegeven hebben
zij zouden doorgegeven hebben

Gebiedende wijs
geef door

Aanvoegende wijs
doorgeve

Voorbeelden

  1. geef door aan
    relay to
  2. Geef door als je er bent.
    Call us when you get there.
  3. Ik geef door wat ze zeggen.
    This is what they say.
  4. Geef door wat je geleerd hebt.
    Pass on what you have learned.
  5. Geef door waar ik je flat vind.
    Tell your secretary where I can find your flat.
  6. Geef door mijn dierbaarste wensen aan uw broer.
    Do pass on my fondest wishes to your brother.
  7. Geef door alsof je wil dat hij scoort.
    Pass it like you want him to shoot the ball.
  8. Geef door dat we geen trauma' s meer doen.
    Just tell Marquez to officially close us the Trauma.
  9. Geef door dat we gaan vertrekken. Over een uur.
    Inform all sections, we will leave this area in one hour.
  10. Ik geef door dat uw Show Me kwijt is.
    I 'll report your Show Me lost.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden