Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doorgaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doorgegaan

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ga door
jij gaat door
hij gaat door
wij gaan door
jullie gaan door
zij gaan door

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorga
dat jij doorgaat
dat hij doorgaat
dat wij doorgaan
dat jullie doorgaan
dat zij doorgaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben doorgegaan
jij bent doorgegaan
hij is doorgegaan
wij zijn doorgegaan
jullie zijn doorgegaan
zij zijn doorgegaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ging door
jij ging door
hij ging door
wij gingen door
jullie gingen door
zij gingen door

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doorging
dat jij doorging
dat hij doorging
dat wij doorgingen
dat jullie doorgingen
dat zij doorgingen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was doorgegaan
jij was doorgegaan
hij was doorgegaan
wij waren doorgegaan
jullie waren doorgegaan
zij waren doorgegaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doorgaan
jij zult doorgaan
hij zal doorgaan
wij zullen doorgaan
jullie zullen doorgaan
zij zullen doorgaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doorgegaan zijn
jij zult doorgegaan zijn
hij zal doorgegaan zijn
wij zullen doorgegaan zijn
jullie zullen doorgegaan zijn
zij zullen doorgegaan zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doorgaan
jij zou doorgaan
hij zou doorgaan
wij zouden doorgaan
jullie zouden doorgaan
zij zouden doorgaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doorgegaan zijn
jij zou doorgegaan zijn
hij zou doorgegaan zijn
wij zouden doorgegaan zijn
jullie zouden doorgegaan zijn
zij zouden doorgegaan zijn

Gebiedende wijs
ga door

Aanvoegende wijs
doorga

Voorbeelden

  1. Kom op doorgaan, ga door, ga door.
    Come on, keep it going here we go, here we go.
  2. Ga door met doorgaan, zuster.
    Keep on keeping on, sister.
  3. Ga door, ga door, ga door.
    Move it, move it, move it.
  4. Ga door, ga door, ga door!
    Hold on. Hold on. Hold on!
  5. Ga door, ga door...
    Carry on, carry on...
  6. Ga door, ga door...
    Continue, continue...
  7. Ga door. Ga door.
    Keep going, keep going.
  8. Ga door, ga door.
    Carry on, carry on.
  9. Ga door, Ga door.
    Keep it going. Keep it going.
  10. Ga door, ga door.
    Scroll on, scroll on.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden