Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: doodschieten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
doodgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schiet dood
jij schiet dood
hij schiet dood
wij schieten dood
jullie schieten dood
zij schieten dood

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doodschiet
dat jij doodschiet
dat hij doodschiet
dat wij doodschieten
dat jullie doodschieten
dat zij doodschieten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb doodgeschoten
jij hebt doodgeschoten
hij heeft doodgeschoten
wij hebben doodgeschoten
jullie hebben doodgeschoten
zij hebben doodgeschoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoot dood
jij schoot dood
hij schoot dood
wij schoten dood
jullie schoten dood
zij schoten dood

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik doodschoot
dat jij doodschoot
dat hij doodschoot
dat wij doodschoten
dat jullie doodschoten
dat zij doodschoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had doodgeschoten
jij had doodgeschoten
hij had doodgeschoten
wij hadden doodgeschoten
jullie hadden doodgeschoten
zij hadden doodgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal doodschieten
jij zult doodschieten
hij zal doodschieten
wij zullen doodschieten
jullie zullen doodschieten
zij zullen doodschieten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal doodgeschoten hebben
jij zult doodgeschoten hebben
hij zal doodgeschoten hebben
wij zullen doodgeschoten hebben
jullie zullen doodgeschoten hebben
zij zullen doodgeschoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou doodschieten
jij zou doodschieten
hij zou doodschieten
wij zouden doodschieten
jullie zouden doodschieten
zij zouden doodschieten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou doodgeschoten hebben
jij zou doodgeschoten hebben
hij zou doodgeschoten hebben
wij zouden doodgeschoten hebben
jullie zouden doodgeschoten hebben
zij zouden doodgeschoten hebben

Gebiedende wijs
schiet dood

Aanvoegende wijs
doodschiete

Voorbeelden

  1. Je kunt jezelf doodschieten.
    You could shoot yoursen.
  2. Wou Paul Freddy doodschieten?
    Did Paul mean to shoot Freddy?
  3. Zoals oude vrouwen doodschieten?
    Like shooting old women?
  4. Ik zal je doodschieten.
    I will shoot you.
  5. Ze moeten ons doodschieten.
    They gotta shoot us.
  6. Hij ging me doodschieten!
    He was gonna shoot me!
  7. Ze gaan elkaar doodschieten.
    They gonna shoot each other! Come on!
  8. Je kunt jezelf doodschieten.
    You can shoot yourself.
  9. Hij wilde me doodschieten.
    He was going to shoot me.
  10. Jullie moeten me doodschieten.
    You need to go ahead and shoot me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden