Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: dominoën

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedominood

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik domino
jij dominoot
hij dominoot
wij dominoën
jullie dominoën
zij dominoën

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedominood
jij hebt gedominood
hij heeft gedominood
wij hebben gedominood
jullie hebben gedominood
zij hebben gedominood

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dominode
jij dominode
hij dominode
wij dominoden
jullie dominoden
zij dominoden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedominood
jij had gedominood
hij had gedominood
wij hadden gedominood
jullie hadden gedominood
zij hadden gedominood

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal dominoën
jij zult dominoën
hij zal dominoën
wij zullen dominoën
jullie zullen dominoën
zij zullen dominoën

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedominood hebben
jij zult gedominood hebben
hij zal gedominood hebben
wij zullen gedominood hebben
jullie zullen gedominood hebben
zij zullen gedominood hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou dominoën
jij zou dominoën
hij zou dominoën
wij zouden dominoën
jullie zouden dominoën
zij zouden dominoën

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedominood hebben
jij zou gedominood hebben
hij zou gedominood hebben
wij zouden gedominood hebben
jullie zouden gedominood hebben
zij zouden gedominood hebben

Gebiedende wijs
domino

Aanvoegende wijs
dominoë

Voorbeelden

  1. Detectiveromans en domino
    Detective books and dominoes
  2. Code naam Domino.
    Code name Domino.
  3. Kom Domino ontmoeten.
    Come meet Domino.
  4. Domino nummer één.
    Domino number one.
  5. Verloor iemand met domino?
    Somebody lose at dominoes?
  6. Ben jij dat, Domino?
    Is that you, Domino?
  7. Domino is het aas.
    Domino 's the bait.
  8. Het is een domino effect.
    It 's like a domino effect.
  9. Kan een domino effect zijn.
    Could be domino effect.
  10. Je krijgt een domino-effect.
    You get a domino effect.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden