NL: domesticeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedomesticeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik domesticeer jij domesticeert hij domesticeert wij domesticeren jullie domesticeren zij domesticeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedomesticeerd jij hebt gedomesticeerd hij heeft gedomesticeerd wij hebben gedomesticeerd jullie hebben gedomesticeerd zij hebben gedomesticeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik domesticeerde jij domesticeerde hij domesticeerde wij domesticeerden jullie domesticeerden zij domesticeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedomesticeerd jij had gedomesticeerd hij had gedomesticeerd wij hadden gedomesticeerd jullie hadden gedomesticeerd zij hadden gedomesticeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal domesticeren jij zult domesticeren hij zal domesticeren wij zullen domesticeren jullie zullen domesticeren zij zullen domesticeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedomesticeerd hebben jij zult gedomesticeerd hebben hij zal gedomesticeerd hebben wij zullen gedomesticeerd hebben jullie zullen gedomesticeerd hebben zij zullen gedomesticeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou domesticeren jij zou domesticeren hij zou domesticeren wij zouden domesticeren jullie zouden domesticeren zij zouden domesticeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedomesticeerd hebben jij zou gedomesticeerd hebben hij zou gedomesticeerd hebben wij zouden gedomesticeerd hebben jullie zouden gedomesticeerd hebben zij zouden gedomesticeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
domesticeer
|
| Aanvoegende wijs |
| domesticere |