NL: doden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedood
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dood jij doodt hij doodt wij doden jullie doden zij doden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedood jij hebt gedood hij heeft gedood wij hebben gedood jullie hebben gedood zij hebben gedood
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik doodde jij doodde hij doodde wij doodden jullie doodden zij doodden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedood jij had gedood hij had gedood wij hadden gedood jullie hadden gedood zij hadden gedood
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal doden jij zult doden hij zal doden wij zullen doden jullie zullen doden zij zullen doden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedood hebben jij zult gedood hebben hij zal gedood hebben wij zullen gedood hebben jullie zullen gedood hebben zij zullen gedood hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou doden jij zou doden hij zou doden wij zouden doden jullie zouden doden zij zouden doden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedood hebben jij zou gedood hebben hij zou gedood hebben wij zouden gedood hebben jullie zouden gedood hebben zij zouden gedood hebben
|
Gebiedende wijs |
dood
|
Aanvoegende wijs |
dode |