NL: divergeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedivergeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik divergeer jij divergeert hij divergeert wij divergeren jullie divergeren zij divergeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedivergeerd jij hebt gedivergeerd hij heeft gedivergeerd wij hebben gedivergeerd jullie hebben gedivergeerd zij hebben gedivergeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik divergeerde jij divergeerde hij divergeerde wij divergeerden jullie divergeerden zij divergeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedivergeerd jij had gedivergeerd hij had gedivergeerd wij hadden gedivergeerd jullie hadden gedivergeerd zij hadden gedivergeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal divergeren jij zult divergeren hij zal divergeren wij zullen divergeren jullie zullen divergeren zij zullen divergeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedivergeerd hebben jij zult gedivergeerd hebben hij zal gedivergeerd hebben wij zullen gedivergeerd hebben jullie zullen gedivergeerd hebben zij zullen gedivergeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou divergeren jij zou divergeren hij zou divergeren wij zouden divergeren jullie zouden divergeren zij zouden divergeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedivergeerd hebben jij zou gedivergeerd hebben hij zou gedivergeerd hebben wij zouden gedivergeerd hebben jullie zouden gedivergeerd hebben zij zouden gedivergeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
divergeer
|
| Aanvoegende wijs |
| divergere |