NL: distribueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedistribueerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik distribueer jij distribueert hij distribueert wij distribueren jullie distribueren zij distribueren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedistribueerd jij hebt gedistribueerd hij heeft gedistribueerd wij hebben gedistribueerd jullie hebben gedistribueerd zij hebben gedistribueerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik distribueerde jij distribueerde hij distribueerde wij distribueerden jullie distribueerden zij distribueerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedistribueerd jij had gedistribueerd hij had gedistribueerd wij hadden gedistribueerd jullie hadden gedistribueerd zij hadden gedistribueerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal distribueren jij zult distribueren hij zal distribueren wij zullen distribueren jullie zullen distribueren zij zullen distribueren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedistribueerd hebben jij zult gedistribueerd hebben hij zal gedistribueerd hebben wij zullen gedistribueerd hebben jullie zullen gedistribueerd hebben zij zullen gedistribueerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou distribueren jij zou distribueren hij zou distribueren wij zouden distribueren jullie zouden distribueren zij zouden distribueren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedistribueerd hebben jij zou gedistribueerd hebben hij zou gedistribueerd hebben wij zouden gedistribueerd hebben jullie zouden gedistribueerd hebben zij zouden gedistribueerd hebben
|
Gebiedende wijs |
distribueer
|
Aanvoegende wijs |
distribuere |