Voorbeelden

1. Sie distanzieren sich davon.
   Ze distantiëren zich.
2. Wie sollen wir uns distanzieren?
   Hoe nemen we daar afstand van?
3. Die Menschen distanzieren sich voneinander.
   Ik haat het dat er zoveel afstand is tussen de mensen.
4. Ich musste Sie davon distanzieren.
   Ik moest u er buiten houden.
5. Distanzieren sich selbst von der Ermittlung.
   Zichzelf van het onderzoek te onttrekken.
6. Wir müssen uns von der ganzen Sache distanzieren.
   We moeten er afstand van nemen.
7. Aufhören, mich entschuldigen und mich von dieser Figur distanzieren.
   Stoppen, m' n excuses aanbieden en Psycho Pap voorgoed opdoeken.
8. Er und ich beschlossen dann Michelle von mir zu distanzieren.
   Daarop besloten we samen Michelle op een afstandje van me te houden.
9. Wir müssen die Regierung von ihr und ihrer Arbeit distanzieren.
   We moeten afstand scheppen tussen de regering en haar.
10. Wenn du dich von Alicia distanzieren würdest, würde das etwas ändern?
    Als je zou stoppen intiem met Alicia te zijn, zou dat de zaak veranderen?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden