NL: disponeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedisponeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik disponeer jij disponeert hij disponeert wij disponeren jullie disponeren zij disponeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedisponeerd jij hebt gedisponeerd hij heeft gedisponeerd wij hebben gedisponeerd jullie hebben gedisponeerd zij hebben gedisponeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik disponeerde jij disponeerde hij disponeerde wij disponeerden jullie disponeerden zij disponeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedisponeerd jij had gedisponeerd hij had gedisponeerd wij hadden gedisponeerd jullie hadden gedisponeerd zij hadden gedisponeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal disponeren jij zult disponeren hij zal disponeren wij zullen disponeren jullie zullen disponeren zij zullen disponeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedisponeerd hebben jij zult gedisponeerd hebben hij zal gedisponeerd hebben wij zullen gedisponeerd hebben jullie zullen gedisponeerd hebben zij zullen gedisponeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou disponeren jij zou disponeren hij zou disponeren wij zouden disponeren jullie zouden disponeren zij zouden disponeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedisponeerd hebben jij zou gedisponeerd hebben hij zou gedisponeerd hebben wij zouden gedisponeerd hebben jullie zouden gedisponeerd hebben zij zouden gedisponeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
disponeer
|
| Aanvoegende wijs |
| disponere |