NL: dispergeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedispergeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dispergeer jij dispergeert hij dispergeert wij dispergeren jullie dispergeren zij dispergeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedispergeerd jij hebt gedispergeerd hij heeft gedispergeerd wij hebben gedispergeerd jullie hebben gedispergeerd zij hebben gedispergeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik dispergeerde jij dispergeerde hij dispergeerde wij dispergeerden jullie dispergeerden zij dispergeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedispergeerd jij had gedispergeerd hij had gedispergeerd wij hadden gedispergeerd jullie hadden gedispergeerd zij hadden gedispergeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal dispergeren jij zult dispergeren hij zal dispergeren wij zullen dispergeren jullie zullen dispergeren zij zullen dispergeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedispergeerd hebben jij zult gedispergeerd hebben hij zal gedispergeerd hebben wij zullen gedispergeerd hebben jullie zullen gedispergeerd hebben zij zullen gedispergeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou dispergeren jij zou dispergeren hij zou dispergeren wij zouden dispergeren jullie zouden dispergeren zij zouden dispergeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedispergeerd hebben jij zou gedispergeerd hebben hij zou gedispergeerd hebben wij zouden gedispergeerd hebben jullie zouden gedispergeerd hebben zij zouden gedispergeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
dispergeer
|
Aanvoegende wijs |
dispergere |