NL: dispatchen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedispatcht
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dispatch jij dispatcht hij dispatcht wij dispatchen jullie dispatchen zij dispatchen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedispatcht jij hebt gedispatcht hij heeft gedispatcht wij hebben gedispatcht jullie hebben gedispatcht zij hebben gedispatcht
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik dispatche jij dispatche hij dispatche wij dispatchen jullie dispatchen zij dispatchen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedispatcht jij had gedispatcht hij had gedispatcht wij hadden gedispatcht jullie hadden gedispatcht zij hadden gedispatcht
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal dispatchen jij zult dispatchen hij zal dispatchen wij zullen dispatchen jullie zullen dispatchen zij zullen dispatchen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedispatcht hebben jij zult gedispatcht hebben hij zal gedispatcht hebben wij zullen gedispatcht hebben jullie zullen gedispatcht hebben zij zullen gedispatcht hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou dispatchen jij zou dispatchen hij zou dispatchen wij zouden dispatchen jullie zouden dispatchen zij zouden dispatchen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedispatcht hebben jij zou gedispatcht hebben hij zou gedispatcht hebben wij zouden gedispatcht hebben jullie zouden gedispatcht hebben zij zouden gedispatcht hebben
|
| Gebiedende wijs |
dispatch
|
| Aanvoegende wijs |
| dispatche |