NL: disconteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedisconteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik disconteer jij disconteert hij disconteert wij disconteren jullie disconteren zij disconteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedisconteerd jij hebt gedisconteerd hij heeft gedisconteerd wij hebben gedisconteerd jullie hebben gedisconteerd zij hebben gedisconteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik disconteerde jij disconteerde hij disconteerde wij disconteerden jullie disconteerden zij disconteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedisconteerd jij had gedisconteerd hij had gedisconteerd wij hadden gedisconteerd jullie hadden gedisconteerd zij hadden gedisconteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal disconteren jij zult disconteren hij zal disconteren wij zullen disconteren jullie zullen disconteren zij zullen disconteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedisconteerd hebben jij zult gedisconteerd hebben hij zal gedisconteerd hebben wij zullen gedisconteerd hebben jullie zullen gedisconteerd hebben zij zullen gedisconteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou disconteren jij zou disconteren hij zou disconteren wij zouden disconteren jullie zouden disconteren zij zouden disconteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedisconteerd hebben jij zou gedisconteerd hebben hij zou gedisconteerd hebben wij zouden gedisconteerd hebben jullie zouden gedisconteerd hebben zij zouden gedisconteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
disconteer
|
| Aanvoegende wijs |
| discontere |