NL: disablen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedisabled
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik disable jij disablet hij disablet wij disablen jullie disablen zij disablen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedisabled jij hebt gedisabled hij heeft gedisabled wij hebben gedisabled jullie hebben gedisabled zij hebben gedisabled
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik disablede jij disablede hij disablede wij disableden jullie disableden zij disableden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedisabled jij had gedisabled hij had gedisabled wij hadden gedisabled jullie hadden gedisabled zij hadden gedisabled
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal disablen jij zult disablen hij zal disablen wij zullen disablen jullie zullen disablen zij zullen disablen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedisabled hebben jij zult gedisabled hebben hij zal gedisabled hebben wij zullen gedisabled hebben jullie zullen gedisabled hebben zij zullen gedisabled hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou disablen jij zou disablen hij zou disablen wij zouden disablen jullie zouden disablen zij zouden disablen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedisabled hebben jij zou gedisabled hebben hij zou gedisabled hebben wij zouden gedisabled hebben jullie zouden gedisabled hebben zij zouden gedisabled hebben
|
| Gebiedende wijs |
disable
|
| Aanvoegende wijs |
| disable |