NL: directsellen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedirectselld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik directsell jij directsellt hij directsellt wij directsellen jullie directsellen zij directsellen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedirectselld jij hebt gedirectselld hij heeft gedirectselld wij hebben gedirectselld jullie hebben gedirectselld zij hebben gedirectselld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik directsellde jij directsellde hij directsellde wij directsellden jullie directsellden zij directsellden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedirectselld jij had gedirectselld hij had gedirectselld wij hadden gedirectselld jullie hadden gedirectselld zij hadden gedirectselld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal directsellen jij zult directsellen hij zal directsellen wij zullen directsellen jullie zullen directsellen zij zullen directsellen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedirectselld hebben jij zult gedirectselld hebben hij zal gedirectselld hebben wij zullen gedirectselld hebben jullie zullen gedirectselld hebben zij zullen gedirectselld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou directsellen jij zou directsellen hij zou directsellen wij zouden directsellen jullie zouden directsellen zij zouden directsellen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedirectselld hebben jij zou gedirectselld hebben hij zou gedirectselld hebben wij zouden gedirectselld hebben jullie zouden gedirectselld hebben zij zouden gedirectselld hebben
|
| Gebiedende wijs |
directsell
|
| Aanvoegende wijs |
| directselle |