NL: diftongeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gediftongeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik diftongeer jij diftongeert hij diftongeert wij diftongeren jullie diftongeren zij diftongeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gediftongeerd jij hebt gediftongeerd hij heeft gediftongeerd wij hebben gediftongeerd jullie hebben gediftongeerd zij hebben gediftongeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik diftongeerde jij diftongeerde hij diftongeerde wij diftongeerden jullie diftongeerden zij diftongeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gediftongeerd jij had gediftongeerd hij had gediftongeerd wij hadden gediftongeerd jullie hadden gediftongeerd zij hadden gediftongeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal diftongeren jij zult diftongeren hij zal diftongeren wij zullen diftongeren jullie zullen diftongeren zij zullen diftongeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gediftongeerd hebben jij zult gediftongeerd hebben hij zal gediftongeerd hebben wij zullen gediftongeerd hebben jullie zullen gediftongeerd hebben zij zullen gediftongeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou diftongeren jij zou diftongeren hij zou diftongeren wij zouden diftongeren jullie zouden diftongeren zij zouden diftongeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gediftongeerd hebben jij zou gediftongeerd hebben hij zou gediftongeerd hebben wij zouden gediftongeerd hebben jullie zouden gediftongeerd hebben zij zouden gediftongeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
diftongeer
|
| Aanvoegende wijs |
| diftongere |