NL: diffunderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gediffundeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik diffundeer jij diffundeert hij diffundeert wij diffunderen jullie diffunderen zij diffunderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gediffundeerd jij hebt gediffundeerd hij heeft gediffundeerd wij hebben gediffundeerd jullie hebben gediffundeerd zij hebben gediffundeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik diffundeerde jij diffundeerde hij diffundeerde wij diffundeerden jullie diffundeerden zij diffundeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gediffundeerd jij had gediffundeerd hij had gediffundeerd wij hadden gediffundeerd jullie hadden gediffundeerd zij hadden gediffundeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal diffunderen jij zult diffunderen hij zal diffunderen wij zullen diffunderen jullie zullen diffunderen zij zullen diffunderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gediffundeerd hebben jij zult gediffundeerd hebben hij zal gediffundeerd hebben wij zullen gediffundeerd hebben jullie zullen gediffundeerd hebben zij zullen gediffundeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou diffunderen jij zou diffunderen hij zou diffunderen wij zouden diffunderen jullie zouden diffunderen zij zouden diffunderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gediffundeerd hebben jij zou gediffundeerd hebben hij zou gediffundeerd hebben wij zouden gediffundeerd hebben jullie zouden gediffundeerd hebben zij zouden gediffundeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
diffundeer
|
Aanvoegende wijs |
diffundere |