Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: dichtslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
dichtgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla dicht
jij slaat dicht
hij slaat dicht
wij slaan dicht
jullie slaan dicht
zij slaan dicht

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik dichtsla
dat jij dichtslaat
dat hij dichtslaat
dat wij dichtslaan
dat jullie dichtslaan
dat zij dichtslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb dichtgeslagen
jij hebt dichtgeslagen
hij heeft dichtgeslagen
wij hebben dichtgeslagen
jullie hebben dichtgeslagen
zij hebben dichtgeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg dicht
jij sloeg dicht
hij sloeg dicht
wij sloegen dicht
jullie sloegen dicht
zij sloegen dicht

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik dichtsloeg
dat jij dichtsloeg
dat hij dichtsloeg
dat wij dichtsloegen
dat jullie dichtsloegen
dat zij dichtsloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had dichtgeslagen
jij had dichtgeslagen
hij had dichtgeslagen
wij hadden dichtgeslagen
jullie hadden dichtgeslagen
zij hadden dichtgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal dichtslaan
jij zult dichtslaan
hij zal dichtslaan
wij zullen dichtslaan
jullie zullen dichtslaan
zij zullen dichtslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal dichtgeslagen hebben
jij zult dichtgeslagen hebben
hij zal dichtgeslagen hebben
wij zullen dichtgeslagen hebben
jullie zullen dichtgeslagen hebben
zij zullen dichtgeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou dichtslaan
jij zou dichtslaan
hij zou dichtslaan
wij zouden dichtslaan
jullie zouden dichtslaan
zij zouden dichtslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou dichtgeslagen hebben
jij zou dichtgeslagen hebben
hij zou dichtgeslagen hebben
wij zouden dichtgeslagen hebben
jullie zouden dichtgeslagen hebben
zij zouden dichtgeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla dicht

Aanvoegende wijs
dichtsla

Voorbeelden

  1. Zoals machines aanzetten. Deuren dichtslaan.
    Like turn on equipment, slam doors.
  2. Je kan niet zomaar hun geloof dichtslaan.
    You can 't just slam their beliefs.
  3. Ik haat' t als ze de deur dichtslaan.
    I hate t if they slam the door.
  4. Je moet de deur niet zo laten dichtslaan.
    And you don 't have to let the door slam like that.
  5. Nee, ik heb deuren zien dichtslaan en dingen bewegen.
    No, I 've seen doors slam and things move around.
  6. Dus nu gaan jullie de deur voor mijn neus dichtslaan.
    So now you 're just gonna slam the door in my face?
  7. Vanaf het moment dat ze die deur dichtslaan, voel je schaamte.
    The second they slam that door shut, you feel ashamed.
  8. Eerlijk gezegd, gaan ze je een blik gunnen en daarna de deur dichtslaan.
    Honestly, they 're gonna take one look at you and slam the door in your face.
  9. Zijn hele lichaam zou dichtslaan als hij bij haar in de buurt was.
    His whole body would clench whenever he was around her.
  10. Ze zeggen dat als je iets haat, de deur in zijn gezicht moet dichtslaan.
    They say when you hate something, you should slam the door in its face.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden