Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: dichtmaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
dichtgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maak dicht
jij maakt dicht
hij maakt dicht
wij maken dicht
jullie maken dicht
zij maken dicht

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik dichtmaak
dat jij dichtmaakt
dat hij dichtmaakt
dat wij dichtmaken
dat jullie dichtmaken
dat zij dichtmaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb dichtgemaakt
jij hebt dichtgemaakt
hij heeft dichtgemaakt
wij hebben dichtgemaakt
jullie hebben dichtgemaakt
zij hebben dichtgemaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maakte dicht
jij maakte dicht
hij maakte dicht
wij maakten dicht
jullie maakten dicht
zij maakten dicht

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik dichtmaakte
dat jij dichtmaakte
dat hij dichtmaakte
dat wij dichtmaakten
dat jullie dichtmaakten
dat zij dichtmaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had dichtgemaakt
jij had dichtgemaakt
hij had dichtgemaakt
wij hadden dichtgemaakt
jullie hadden dichtgemaakt
zij hadden dichtgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal dichtmaken
jij zult dichtmaken
hij zal dichtmaken
wij zullen dichtmaken
jullie zullen dichtmaken
zij zullen dichtmaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal dichtgemaakt hebben
jij zult dichtgemaakt hebben
hij zal dichtgemaakt hebben
wij zullen dichtgemaakt hebben
jullie zullen dichtgemaakt hebben
zij zullen dichtgemaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou dichtmaken
jij zou dichtmaken
hij zou dichtmaken
wij zouden dichtmaken
jullie zouden dichtmaken
zij zouden dichtmaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou dichtgemaakt hebben
jij zou dichtgemaakt hebben
hij zou dichtgemaakt hebben
wij zouden dichtgemaakt hebben
jullie zouden dichtgemaakt hebben
zij zouden dichtgemaakt hebben

Gebiedende wijs
maak dicht

Aanvoegende wijs
dichtmake

Voorbeelden

  1. Uh, debride, hemostasis, dichtmaken...
    Uh, debride, hemostasis, close...
  2. Zal ik dit dichtmaken?
    Shall I close this?
  3. Ik moet het dichtmaken.
    I need to plug it.
  4. Laten we dit dichtmaken.
    Let 's get this closed.
  5. Als we haar nu niet dichtmaken, zal ze doodbloeden.
    If we don 't pack her and get out now, she 's gonna bleed to death.
  6. Wil je die rits voor me dichtmaken? Dank je wel.
    You mind grabbing that zipper for me there?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden