NL: dichtknijpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
dichtgeknepen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik knijp dicht jij knijpt dicht hij knijpt dicht wij knijpen dicht jullie knijpen dicht zij knijpen dicht
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik dichtknijp dat jij dichtknijpt dat hij dichtknijpt dat wij dichtknijpen dat jullie dichtknijpen dat zij dichtknijpen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb dichtgeknepen jij hebt dichtgeknepen hij heeft dichtgeknepen wij hebben dichtgeknepen jullie hebben dichtgeknepen zij hebben dichtgeknepen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kneep dicht jij kneep dicht hij kneep dicht wij knepen dicht jullie knepen dicht zij knepen dicht
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik dichtkneep dat jij dichtkneep dat hij dichtkneep dat wij dichtknepen dat jullie dichtknepen dat zij dichtknepen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had dichtgeknepen jij had dichtgeknepen hij had dichtgeknepen wij hadden dichtgeknepen jullie hadden dichtgeknepen zij hadden dichtgeknepen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal dichtknijpen jij zult dichtknijpen hij zal dichtknijpen wij zullen dichtknijpen jullie zullen dichtknijpen zij zullen dichtknijpen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal dichtgeknepen hebben jij zult dichtgeknepen hebben hij zal dichtgeknepen hebben wij zullen dichtgeknepen hebben jullie zullen dichtgeknepen hebben zij zullen dichtgeknepen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou dichtknijpen jij zou dichtknijpen hij zou dichtknijpen wij zouden dichtknijpen jullie zouden dichtknijpen zij zouden dichtknijpen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou dichtgeknepen hebben jij zou dichtgeknepen hebben hij zou dichtgeknepen hebben wij zouden dichtgeknepen hebben jullie zouden dichtgeknepen hebben zij zouden dichtgeknepen hebben
|
Gebiedende wijs |
knijp dicht
|
Aanvoegende wijs |
dichtknijpe |