Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: dichtgaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
dichtgegaan

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ga dicht
jij gaat dicht
hij gaat dicht
wij gaan dicht
jullie gaan dicht
zij gaan dicht

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik dichtga
dat jij dichtgaat
dat hij dichtgaat
dat wij dichtgaan
dat jullie dichtgaan
dat zij dichtgaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben dichtgegaan
jij bent dichtgegaan
hij is dichtgegaan
wij zijn dichtgegaan
jullie zijn dichtgegaan
zij zijn dichtgegaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ging dicht
jij ging dicht
hij ging dicht
wij gingen dicht
jullie gingen dicht
zij gingen dicht

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik dichtging
dat jij dichtging
dat hij dichtging
dat wij dichtgingen
dat jullie dichtgingen
dat zij dichtgingen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was dichtgegaan
jij was dichtgegaan
hij was dichtgegaan
wij waren dichtgegaan
jullie waren dichtgegaan
zij waren dichtgegaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal dichtgaan
jij zult dichtgaan
hij zal dichtgaan
wij zullen dichtgaan
jullie zullen dichtgaan
zij zullen dichtgaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal dichtgegaan zijn
jij zult dichtgegaan zijn
hij zal dichtgegaan zijn
wij zullen dichtgegaan zijn
jullie zullen dichtgegaan zijn
zij zullen dichtgegaan zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou dichtgaan
jij zou dichtgaan
hij zou dichtgaan
wij zouden dichtgaan
jullie zouden dichtgaan
zij zouden dichtgaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou dichtgegaan zijn
jij zou dichtgegaan zijn
hij zou dichtgegaan zijn
wij zouden dichtgegaan zijn
jullie zouden dichtgegaan zijn
zij zouden dichtgegaan zijn

Gebiedende wijs
ga dicht

Aanvoegende wijs
dichtga

Voorbeelden

  1. Ik ga dicht om 11: 00.
    I close at 11: 00.
  2. Ga dicht bij de nooduitgang zitten.
    Sit near the emergency exit.
  3. Ik ga dicht bij hem moeten geraken.
    I 'm going to need to stay close to him.
  4. Ga dicht genoeg om vanaf afstand in zijn laptop te geraken.
    Get close enough to access his laptop remotely.
  5. Je kan niet dichtgaan.
    You can 't close!
  6. De scheepswerf zou dichtgaan.
    The shipyard was closing.
  7. Laat dat niet dichtgaan.
    Don 't let that close!
  8. Vieren dat we dichtgaan?
    Celebrating that we 're being shut down?
  9. We hoorden de deur dichtgaan.
    We heard the door close.
  10. Ik hoorde een deur dichtgaan.
    I heard one of the doors close.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden