NL: detoxen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedetoxt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik detox jij detoxt hij detoxt wij detoxen jullie detoxen zij detoxen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedetoxt jij hebt gedetoxt hij heeft gedetoxt wij hebben gedetoxt jullie hebben gedetoxt zij hebben gedetoxt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik detoxte jij detoxte hij detoxte wij detoxten jullie detoxten zij detoxten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedetoxt jij had gedetoxt hij had gedetoxt wij hadden gedetoxt jullie hadden gedetoxt zij hadden gedetoxt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal detoxen jij zult detoxen hij zal detoxen wij zullen detoxen jullie zullen detoxen zij zullen detoxen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedetoxt hebben jij zult gedetoxt hebben hij zal gedetoxt hebben wij zullen gedetoxt hebben jullie zullen gedetoxt hebben zij zullen gedetoxt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou detoxen jij zou detoxen hij zou detoxen wij zouden detoxen jullie zouden detoxen zij zouden detoxen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedetoxt hebben jij zou gedetoxt hebben hij zou gedetoxt hebben wij zouden gedetoxt hebben jullie zouden gedetoxt hebben zij zouden gedetoxt hebben
|
| Gebiedende wijs |
detox
|
| Aanvoegende wijs |
| detoxe |