NL: detoneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedetoneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik detoneer jij detoneert hij detoneert wij detoneren jullie detoneren zij detoneren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedetoneerd jij hebt gedetoneerd hij heeft gedetoneerd wij hebben gedetoneerd jullie hebben gedetoneerd zij hebben gedetoneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik detoneerde jij detoneerde hij detoneerde wij detoneerden jullie detoneerden zij detoneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedetoneerd jij had gedetoneerd hij had gedetoneerd wij hadden gedetoneerd jullie hadden gedetoneerd zij hadden gedetoneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal detoneren jij zult detoneren hij zal detoneren wij zullen detoneren jullie zullen detoneren zij zullen detoneren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedetoneerd hebben jij zult gedetoneerd hebben hij zal gedetoneerd hebben wij zullen gedetoneerd hebben jullie zullen gedetoneerd hebben zij zullen gedetoneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou detoneren jij zou detoneren hij zou detoneren wij zouden detoneren jullie zouden detoneren zij zouden detoneren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedetoneerd hebben jij zou gedetoneerd hebben hij zou gedetoneerd hebben wij zouden gedetoneerd hebben jullie zouden gedetoneerd hebben zij zouden gedetoneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
detoneer
|
Aanvoegende wijs |
detonere |