NL: detineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedetineerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik detineer jij detineert hij detineert wij detineren jullie detineren zij detineren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedetineerd jij hebt gedetineerd hij heeft gedetineerd wij hebben gedetineerd jullie hebben gedetineerd zij hebben gedetineerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik detineerde jij detineerde hij detineerde wij detineerden jullie detineerden zij detineerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedetineerd jij had gedetineerd hij had gedetineerd wij hadden gedetineerd jullie hadden gedetineerd zij hadden gedetineerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal detineren jij zult detineren hij zal detineren wij zullen detineren jullie zullen detineren zij zullen detineren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedetineerd hebben jij zult gedetineerd hebben hij zal gedetineerd hebben wij zullen gedetineerd hebben jullie zullen gedetineerd hebben zij zullen gedetineerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou detineren jij zou detineren hij zou detineren wij zouden detineren jullie zouden detineren zij zouden detineren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedetineerd hebben jij zou gedetineerd hebben hij zou gedetineerd hebben wij zouden gedetineerd hebben jullie zouden gedetineerd hebben zij zouden gedetineerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
detineer
|
| Aanvoegende wijs |
| detinere |