Voorbeelden

1. The brain cannot deteriorate.
   De hersenen mogen niet verslechteren.
2. Yes, Luigi. Our bodies deteriorate.
   Ja, Luigi, ons lichaam raakt in verval.
3. The arms and legs deteriorate first.
   De armen en benen rotten het eerst.
4. Unfortunately, the patient continues to deteriorate.
   Helaas, ging het steeds slechter met deze patient.
5. He stuck around Boston to watch Shaunessy deteriorate.
   Hij bleef ook in Boston om Shaunessy te zien afglijden.
6. But now... now... you are right, not deteriorate.
   Maar nu... nu... moet je pal staan, niet achteruit gaan.
7. Some materials deteriorate, depending on what it is.
   Sommige materialen zijn bederfelijk. Het ligt eraan wat het is.
8. Then this teenage kid, Nabeel, started to deteriorate,
   Dan begon deze tienerjongen, Nabeel, te verslechteren,
9. You can see his writing deteriorate as his thoughts.
   Je ziet z' n schrijven achteruitgaan met z' n gedachten.
10. He said it would only deteriorate and he wouldn 't come home again.
    Hij zei dat' t slechter zou worden en dat hij niet meer naar huis zou gaan.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden