NL: detacheren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedetacheerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik detacheer jij detacheert hij detacheert wij detacheren jullie detacheren zij detacheren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedetacheerd jij hebt gedetacheerd hij heeft gedetacheerd wij hebben gedetacheerd jullie hebben gedetacheerd zij hebben gedetacheerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik detacheerde jij detacheerde hij detacheerde wij detacheerden jullie detacheerden zij detacheerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedetacheerd jij had gedetacheerd hij had gedetacheerd wij hadden gedetacheerd jullie hadden gedetacheerd zij hadden gedetacheerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal detacheren jij zult detacheren hij zal detacheren wij zullen detacheren jullie zullen detacheren zij zullen detacheren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedetacheerd hebben jij zult gedetacheerd hebben hij zal gedetacheerd hebben wij zullen gedetacheerd hebben jullie zullen gedetacheerd hebben zij zullen gedetacheerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou detacheren jij zou detacheren hij zou detacheren wij zouden detacheren jullie zouden detacheren zij zouden detacheren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedetacheerd hebben jij zou gedetacheerd hebben hij zou gedetacheerd hebben wij zouden gedetacheerd hebben jullie zouden gedetacheerd hebben zij zouden gedetacheerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
detacheer
|
| Aanvoegende wijs |
| detachere |