Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: desinfecteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedesinfecteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik desinfecteer
jij desinfecteert
hij desinfecteert
wij desinfecteren
jullie desinfecteren
zij desinfecteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedesinfecteerd
jij hebt gedesinfecteerd
hij heeft gedesinfecteerd
wij hebben gedesinfecteerd
jullie hebben gedesinfecteerd
zij hebben gedesinfecteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik desinfecteerde
jij desinfecteerde
hij desinfecteerde
wij desinfecteerden
jullie desinfecteerden
zij desinfecteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedesinfecteerd
jij had gedesinfecteerd
hij had gedesinfecteerd
wij hadden gedesinfecteerd
jullie hadden gedesinfecteerd
zij hadden gedesinfecteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal desinfecteren
jij zult desinfecteren
hij zal desinfecteren
wij zullen desinfecteren
jullie zullen desinfecteren
zij zullen desinfecteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedesinfecteerd hebben
jij zult gedesinfecteerd hebben
hij zal gedesinfecteerd hebben
wij zullen gedesinfecteerd hebben
jullie zullen gedesinfecteerd hebben
zij zullen gedesinfecteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou desinfecteren
jij zou desinfecteren
hij zou desinfecteren
wij zouden desinfecteren
jullie zouden desinfecteren
zij zouden desinfecteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedesinfecteerd hebben
jij zou gedesinfecteerd hebben
hij zou gedesinfecteerd hebben
wij zouden gedesinfecteerd hebben
jullie zouden gedesinfecteerd hebben
zij zouden gedesinfecteerd hebben

Gebiedende wijs
desinfecteer

Aanvoegende wijs
desinfectere

Voorbeelden

  1. De poten stinken naar desinfecteer middel.
    Its paws stink of disinfectant.
  2. Ja, en desinfecteer al het water, oké?
    Y eah, and let 's just chlorinate all the water, okay?
  3. Ze desinfecteren Venetië.
    They 're disinfecting Venice.
  4. Ik ga hem desinfecteren.
    I 'm gonna go disinfect it.
  5. je kan me desinfecteren.
    You can decontaminate me.
  6. Kunnen we de boel desinfecteren?
    Can we disinfect the place?
  7. Je gaat je niet desinfecteren.
    You are not scrubbing in.
  8. Jij gaat dat ding laten desinfecteren.
    You 're gonna pay to have that thing disinfected.
  9. Dan desinfecteren we de bijl en dan...
    Then we disinfect the axe and then...
  10. Ik moest elke morgen z' n telefoon desinfecteren.
    I had to disinfect his phone every morning.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden