NL: deserteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedeserteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik deserteer jij deserteert hij deserteert wij deserteren jullie deserteren zij deserteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeserteerd jij hebt gedeserteerd hij heeft gedeserteerd wij hebben gedeserteerd jullie hebben gedeserteerd zij hebben gedeserteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik deserteerde jij deserteerde hij deserteerde wij deserteerden jullie deserteerden zij deserteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeserteerd jij had gedeserteerd hij had gedeserteerd wij hadden gedeserteerd jullie hadden gedeserteerd zij hadden gedeserteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal deserteren jij zult deserteren hij zal deserteren wij zullen deserteren jullie zullen deserteren zij zullen deserteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeserteerd hebben jij zult gedeserteerd hebben hij zal gedeserteerd hebben wij zullen gedeserteerd hebben jullie zullen gedeserteerd hebben zij zullen gedeserteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou deserteren jij zou deserteren hij zou deserteren wij zouden deserteren jullie zouden deserteren zij zouden deserteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeserteerd hebben jij zou gedeserteerd hebben hij zou gedeserteerd hebben wij zouden gedeserteerd hebben jullie zouden gedeserteerd hebben zij zouden gedeserteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
deserteer
|
| Aanvoegende wijs |
| desertere |