NL: deployeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedeployeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik deployeer jij deployeert hij deployeert wij deployeren jullie deployeren zij deployeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeployeerd jij hebt gedeployeerd hij heeft gedeployeerd wij hebben gedeployeerd jullie hebben gedeployeerd zij hebben gedeployeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik deployeerde jij deployeerde hij deployeerde wij deployeerden jullie deployeerden zij deployeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeployeerd jij had gedeployeerd hij had gedeployeerd wij hadden gedeployeerd jullie hadden gedeployeerd zij hadden gedeployeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal deployeren jij zult deployeren hij zal deployeren wij zullen deployeren jullie zullen deployeren zij zullen deployeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeployeerd hebben jij zult gedeployeerd hebben hij zal gedeployeerd hebben wij zullen gedeployeerd hebben jullie zullen gedeployeerd hebben zij zullen gedeployeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou deployeren jij zou deployeren hij zou deployeren wij zouden deployeren jullie zouden deployeren zij zouden deployeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeployeerd hebben jij zou gedeployeerd hebben hij zou gedeployeerd hebben wij zouden gedeployeerd hebben jullie zouden gedeployeerd hebben zij zouden gedeployeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
deployeer
|
Aanvoegende wijs |
deployere |