NL: denunciëren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedenuncieerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik denuncieer jij denuncieert hij denuncieert wij denunciëren jullie denunciëren zij denunciëren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedenuncieerd jij hebt gedenuncieerd hij heeft gedenuncieerd wij hebben gedenuncieerd jullie hebben gedenuncieerd zij hebben gedenuncieerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik denuncieerde jij denuncieerde hij denuncieerde wij denuncieerden jullie denuncieerden zij denuncieerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedenuncieerd jij had gedenuncieerd hij had gedenuncieerd wij hadden gedenuncieerd jullie hadden gedenuncieerd zij hadden gedenuncieerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal denunciëren jij zult denunciëren hij zal denunciëren wij zullen denunciëren jullie zullen denunciëren zij zullen denunciëren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedenuncieerd hebben jij zult gedenuncieerd hebben hij zal gedenuncieerd hebben wij zullen gedenuncieerd hebben jullie zullen gedenuncieerd hebben zij zullen gedenuncieerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou denunciëren jij zou denunciëren hij zou denunciëren wij zouden denunciëren jullie zouden denunciëren zij zouden denunciëren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedenuncieerd hebben jij zou gedenuncieerd hebben hij zou gedenuncieerd hebben wij zouden gedenuncieerd hebben jullie zouden gedenuncieerd hebben zij zouden gedenuncieerd hebben
|
Gebiedende wijs |
denuncieer
|
Aanvoegende wijs |
denunciëre |