NL: denivelleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedenivelleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik denivelleer jij denivelleert hij denivelleert wij denivelleren jullie denivelleren zij denivelleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedenivelleerd jij hebt gedenivelleerd hij heeft gedenivelleerd wij hebben gedenivelleerd jullie hebben gedenivelleerd zij hebben gedenivelleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik denivelleerde jij denivelleerde hij denivelleerde wij denivelleerden jullie denivelleerden zij denivelleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedenivelleerd jij had gedenivelleerd hij had gedenivelleerd wij hadden gedenivelleerd jullie hadden gedenivelleerd zij hadden gedenivelleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal denivelleren jij zult denivelleren hij zal denivelleren wij zullen denivelleren jullie zullen denivelleren zij zullen denivelleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedenivelleerd hebben jij zult gedenivelleerd hebben hij zal gedenivelleerd hebben wij zullen gedenivelleerd hebben jullie zullen gedenivelleerd hebben zij zullen gedenivelleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou denivelleren jij zou denivelleren hij zou denivelleren wij zouden denivelleren jullie zouden denivelleren zij zouden denivelleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedenivelleerd hebben jij zou gedenivelleerd hebben hij zou gedenivelleerd hebben wij zouden gedenivelleerd hebben jullie zouden gedenivelleerd hebben zij zouden gedenivelleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
denivelleer
|
| Aanvoegende wijs |
| denivellere |