Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: demonstreren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedemonstreerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik demonstreer
jij demonstreert
hij demonstreert
wij demonstreren
jullie demonstreren
zij demonstreren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedemonstreerd
jij hebt gedemonstreerd
hij heeft gedemonstreerd
wij hebben gedemonstreerd
jullie hebben gedemonstreerd
zij hebben gedemonstreerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik demonstreerde
jij demonstreerde
hij demonstreerde
wij demonstreerden
jullie demonstreerden
zij demonstreerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedemonstreerd
jij had gedemonstreerd
hij had gedemonstreerd
wij hadden gedemonstreerd
jullie hadden gedemonstreerd
zij hadden gedemonstreerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal demonstreren
jij zult demonstreren
hij zal demonstreren
wij zullen demonstreren
jullie zullen demonstreren
zij zullen demonstreren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedemonstreerd hebben
jij zult gedemonstreerd hebben
hij zal gedemonstreerd hebben
wij zullen gedemonstreerd hebben
jullie zullen gedemonstreerd hebben
zij zullen gedemonstreerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou demonstreren
jij zou demonstreren
hij zou demonstreren
wij zouden demonstreren
jullie zouden demonstreren
zij zouden demonstreren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedemonstreerd hebben
jij zou gedemonstreerd hebben
hij zou gedemonstreerd hebben
wij zouden gedemonstreerd hebben
jullie zouden gedemonstreerd hebben
zij zouden gedemonstreerd hebben

Gebiedende wijs
demonstreer

Aanvoegende wijs
demonstrere

Voorbeelden

  1. Demonstreer het niet...
    Don 't demonstrate it...
  2. En dat demonstreer je door ons te kidnappen?
    And you demonstrated that by kidnapping us?
  3. Ik demonstreer mijn onafhankelijkheid door te laat te komen.
    I 'm demonstrating my independence by being late.
  4. Of hier demonstreren
    Or a demonstration
  5. Ga demonstreren, Louis.
    Join a march, Louis.
  6. Moeten weer demonstreren?
    Should we march again?
  7. Ik kan trucs demonstreren.
    I could dem a few tricks.
  8. Mag ik het demonstreren?
    May I demonstrate?
  9. Zal ik het demonstreren?
    Shall I demonstrate?
  10. Laat mij het demonstreren.
    Allow me to demonstrate.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden