NL: delisten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedelist
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik delist jij delist hij delist wij delisten jullie delisten zij delisten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedelist jij hebt gedelist hij heeft gedelist wij hebben gedelist jullie hebben gedelist zij hebben gedelist
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik delistte jij delistte hij delistte wij delistten jullie delistten zij delistten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedelist jij had gedelist hij had gedelist wij hadden gedelist jullie hadden gedelist zij hadden gedelist
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal delisten jij zult delisten hij zal delisten wij zullen delisten jullie zullen delisten zij zullen delisten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedelist hebben jij zult gedelist hebben hij zal gedelist hebben wij zullen gedelist hebben jullie zullen gedelist hebben zij zullen gedelist hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou delisten jij zou delisten hij zou delisten wij zouden delisten jullie zouden delisten zij zouden delisten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedelist hebben jij zou gedelist hebben hij zou gedelist hebben wij zouden gedelist hebben jullie zouden gedelist hebben zij zouden gedelist hebben
|
Gebiedende wijs |
delist
|
Aanvoegende wijs |
deliste |