Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: delegeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedelegeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik delegeer
jij delegeert
hij delegeert
wij delegeren
jullie delegeren
zij delegeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedelegeerd
jij hebt gedelegeerd
hij heeft gedelegeerd
wij hebben gedelegeerd
jullie hebben gedelegeerd
zij hebben gedelegeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik delegeerde
jij delegeerde
hij delegeerde
wij delegeerden
jullie delegeerden
zij delegeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedelegeerd
jij had gedelegeerd
hij had gedelegeerd
wij hadden gedelegeerd
jullie hadden gedelegeerd
zij hadden gedelegeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal delegeren
jij zult delegeren
hij zal delegeren
wij zullen delegeren
jullie zullen delegeren
zij zullen delegeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedelegeerd hebben
jij zult gedelegeerd hebben
hij zal gedelegeerd hebben
wij zullen gedelegeerd hebben
jullie zullen gedelegeerd hebben
zij zullen gedelegeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou delegeren
jij zou delegeren
hij zou delegeren
wij zouden delegeren
jullie zouden delegeren
zij zouden delegeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedelegeerd hebben
jij zou gedelegeerd hebben
hij zou gedelegeerd hebben
wij zouden gedelegeerd hebben
jullie zouden gedelegeerd hebben
zij zouden gedelegeerd hebben

Gebiedende wijs
delegeer

Aanvoegende wijs
delegere

Voorbeelden

  1. Delegeer en hang op.
    Delegate and hang up the phone.
  2. Als je twijfelt, delegeer dan naar mij.
    If in doubt defer to me. Ready?
  3. Je moet delegeren.
    You have to delegate.
  4. Problemen rond delegeren?
    Issues around delegation?
  5. Dat heet delegeren, Jack.
    It 's called delegating, Jack.
  6. Ga van daar maar delegeren.
    Go delegate from over there.
  7. Je kunt delegeren, parttime werken.
    You can delegate, work part-time.
  8. Je went wel aan het delegeren.
    You 'll get the hang of delegation.
  9. Als hij een echte tsaar was, zou hij delegeren.
    If he was an actual czar, he would delegate.
  10. Besef wel dat je enkele taken aan anderen moet delegeren.
    You realize you have to delegate some of this to others.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden