NL: deformeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedeformeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik deformeer jij deformeert hij deformeert wij deformeren jullie deformeren zij deformeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeformeerd jij hebt gedeformeerd hij heeft gedeformeerd wij hebben gedeformeerd jullie hebben gedeformeerd zij hebben gedeformeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik deformeerde jij deformeerde hij deformeerde wij deformeerden jullie deformeerden zij deformeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeformeerd jij had gedeformeerd hij had gedeformeerd wij hadden gedeformeerd jullie hadden gedeformeerd zij hadden gedeformeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal deformeren jij zult deformeren hij zal deformeren wij zullen deformeren jullie zullen deformeren zij zullen deformeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeformeerd hebben jij zult gedeformeerd hebben hij zal gedeformeerd hebben wij zullen gedeformeerd hebben jullie zullen gedeformeerd hebben zij zullen gedeformeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou deformeren jij zou deformeren hij zou deformeren wij zouden deformeren jullie zouden deformeren zij zouden deformeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeformeerd hebben jij zou gedeformeerd hebben hij zou gedeformeerd hebben wij zouden gedeformeerd hebben jullie zouden gedeformeerd hebben zij zouden gedeformeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
deformeer
|
Aanvoegende wijs |
deformere |