NL: definiëren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedefinieerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik definieer jij definieert hij definieert wij definiëren jullie definiëren zij definiëren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedefinieerd jij hebt gedefinieerd hij heeft gedefinieerd wij hebben gedefinieerd jullie hebben gedefinieerd zij hebben gedefinieerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik definieerde jij definieerde hij definieerde wij definieerden jullie definieerden zij definieerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedefinieerd jij had gedefinieerd hij had gedefinieerd wij hadden gedefinieerd jullie hadden gedefinieerd zij hadden gedefinieerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal definiëren jij zult definiëren hij zal definiëren wij zullen definiëren jullie zullen definiëren zij zullen definiëren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedefinieerd hebben jij zult gedefinieerd hebben hij zal gedefinieerd hebben wij zullen gedefinieerd hebben jullie zullen gedefinieerd hebben zij zullen gedefinieerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou definiëren jij zou definiëren hij zou definiëren wij zouden definiëren jullie zouden definiëren zij zouden definiëren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedefinieerd hebben jij zou gedefinieerd hebben hij zou gedefinieerd hebben wij zouden gedefinieerd hebben jullie zouden gedefinieerd hebben zij zouden gedefinieerd hebben
|
Gebiedende wijs |
definieer
|
Aanvoegende wijs |
definiëre |