NL: defileren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedefileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik defileer jij defileert hij defileert wij defileren jullie defileren zij defileren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedefileerd jij hebt gedefileerd hij heeft gedefileerd wij hebben gedefileerd jullie hebben gedefileerd zij hebben gedefileerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik defileerde jij defileerde hij defileerde wij defileerden jullie defileerden zij defileerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedefileerd jij had gedefileerd hij had gedefileerd wij hadden gedefileerd jullie hadden gedefileerd zij hadden gedefileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal defileren jij zult defileren hij zal defileren wij zullen defileren jullie zullen defileren zij zullen defileren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedefileerd hebben jij zult gedefileerd hebben hij zal gedefileerd hebben wij zullen gedefileerd hebben jullie zullen gedefileerd hebben zij zullen gedefileerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou defileren jij zou defileren hij zou defileren wij zouden defileren jullie zouden defileren zij zouden defileren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedefileerd hebben jij zou gedefileerd hebben hij zou gedefileerd hebben wij zouden gedefileerd hebben jullie zouden gedefileerd hebben zij zouden gedefileerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
defileer
|
| Aanvoegende wijs |
| defilere |