NL: decreteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedecreteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik decreteer jij decreteert hij decreteert wij decreteren jullie decreteren zij decreteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedecreteerd jij hebt gedecreteerd hij heeft gedecreteerd wij hebben gedecreteerd jullie hebben gedecreteerd zij hebben gedecreteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik decreteerde jij decreteerde hij decreteerde wij decreteerden jullie decreteerden zij decreteerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedecreteerd jij had gedecreteerd hij had gedecreteerd wij hadden gedecreteerd jullie hadden gedecreteerd zij hadden gedecreteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal decreteren jij zult decreteren hij zal decreteren wij zullen decreteren jullie zullen decreteren zij zullen decreteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedecreteerd hebben jij zult gedecreteerd hebben hij zal gedecreteerd hebben wij zullen gedecreteerd hebben jullie zullen gedecreteerd hebben zij zullen gedecreteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou decreteren jij zou decreteren hij zou decreteren wij zouden decreteren jullie zouden decreteren zij zouden decreteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedecreteerd hebben jij zou gedecreteerd hebben hij zou gedecreteerd hebben wij zouden gedecreteerd hebben jullie zouden gedecreteerd hebben zij zouden gedecreteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
decreteer
|
Aanvoegende wijs |
decretere |