NL: declineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedeclineerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik declineer jij declineert hij declineert wij declineren jullie declineren zij declineren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeclineerd jij hebt gedeclineerd hij heeft gedeclineerd wij hebben gedeclineerd jullie hebben gedeclineerd zij hebben gedeclineerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik declineerde jij declineerde hij declineerde wij declineerden jullie declineerden zij declineerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeclineerd jij had gedeclineerd hij had gedeclineerd wij hadden gedeclineerd jullie hadden gedeclineerd zij hadden gedeclineerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal declineren jij zult declineren hij zal declineren wij zullen declineren jullie zullen declineren zij zullen declineren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeclineerd hebben jij zult gedeclineerd hebben hij zal gedeclineerd hebben wij zullen gedeclineerd hebben jullie zullen gedeclineerd hebben zij zullen gedeclineerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou declineren jij zou declineren hij zou declineren wij zouden declineren jullie zouden declineren zij zouden declineren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeclineerd hebben jij zou gedeclineerd hebben hij zou gedeclineerd hebben wij zouden gedeclineerd hebben jullie zouden gedeclineerd hebben zij zouden gedeclineerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
declineer
|
| Aanvoegende wijs |
| declinere |