NL: declasseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedeclasseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik declasseer jij declasseert hij declasseert wij declasseren jullie declasseren zij declasseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeclasseerd jij hebt gedeclasseerd hij heeft gedeclasseerd wij hebben gedeclasseerd jullie hebben gedeclasseerd zij hebben gedeclasseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik declasseerde jij declasseerde hij declasseerde wij declasseerden jullie declasseerden zij declasseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeclasseerd jij had gedeclasseerd hij had gedeclasseerd wij hadden gedeclasseerd jullie hadden gedeclasseerd zij hadden gedeclasseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal declasseren jij zult declasseren hij zal declasseren wij zullen declasseren jullie zullen declasseren zij zullen declasseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeclasseerd hebben jij zult gedeclasseerd hebben hij zal gedeclasseerd hebben wij zullen gedeclasseerd hebben jullie zullen gedeclasseerd hebben zij zullen gedeclasseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou declasseren jij zou declasseren hij zou declasseren wij zouden declasseren jullie zouden declasseren zij zouden declasseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeclasseerd hebben jij zou gedeclasseerd hebben hij zou gedeclasseerd hebben wij zouden gedeclasseerd hebben jullie zouden gedeclasseerd hebben zij zouden gedeclasseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
declasseer
|
| Aanvoegende wijs |
| declassere |