NL: declareren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedeclareerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik declareer jij declareert hij declareert wij declareren jullie declareren zij declareren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeclareerd jij hebt gedeclareerd hij heeft gedeclareerd wij hebben gedeclareerd jullie hebben gedeclareerd zij hebben gedeclareerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik declareerde jij declareerde hij declareerde wij declareerden jullie declareerden zij declareerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeclareerd jij had gedeclareerd hij had gedeclareerd wij hadden gedeclareerd jullie hadden gedeclareerd zij hadden gedeclareerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal declareren jij zult declareren hij zal declareren wij zullen declareren jullie zullen declareren zij zullen declareren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeclareerd hebben jij zult gedeclareerd hebben hij zal gedeclareerd hebben wij zullen gedeclareerd hebben jullie zullen gedeclareerd hebben zij zullen gedeclareerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou declareren jij zou declareren hij zou declareren wij zouden declareren jullie zouden declareren zij zouden declareren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeclareerd hebben jij zou gedeclareerd hebben hij zou gedeclareerd hebben wij zouden gedeclareerd hebben jullie zouden gedeclareerd hebben zij zouden gedeclareerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
declareer
|
| Aanvoegende wijs |
| declarere |