NL: dechargeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedechargeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dechargeer jij dechargeert hij dechargeert wij dechargeren jullie dechargeren zij dechargeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedechargeerd jij hebt gedechargeerd hij heeft gedechargeerd wij hebben gedechargeerd jullie hebben gedechargeerd zij hebben gedechargeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik dechargeerde jij dechargeerde hij dechargeerde wij dechargeerden jullie dechargeerden zij dechargeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedechargeerd jij had gedechargeerd hij had gedechargeerd wij hadden gedechargeerd jullie hadden gedechargeerd zij hadden gedechargeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal dechargeren jij zult dechargeren hij zal dechargeren wij zullen dechargeren jullie zullen dechargeren zij zullen dechargeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedechargeerd hebben jij zult gedechargeerd hebben hij zal gedechargeerd hebben wij zullen gedechargeerd hebben jullie zullen gedechargeerd hebben zij zullen gedechargeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou dechargeren jij zou dechargeren hij zou dechargeren wij zouden dechargeren jullie zouden dechargeren zij zouden dechargeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedechargeerd hebben jij zou gedechargeerd hebben hij zou gedechargeerd hebben wij zouden gedechargeerd hebben jullie zouden gedechargeerd hebben zij zouden gedechargeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
dechargeer
|
Aanvoegende wijs |
dechargere |