NL: debuteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedebuteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik debuteer jij debuteert hij debuteert wij debuteren jullie debuteren zij debuteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedebuteerd jij hebt gedebuteerd hij heeft gedebuteerd wij hebben gedebuteerd jullie hebben gedebuteerd zij hebben gedebuteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik debuteerde jij debuteerde hij debuteerde wij debuteerden jullie debuteerden zij debuteerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedebuteerd jij had gedebuteerd hij had gedebuteerd wij hadden gedebuteerd jullie hadden gedebuteerd zij hadden gedebuteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal debuteren jij zult debuteren hij zal debuteren wij zullen debuteren jullie zullen debuteren zij zullen debuteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedebuteerd hebben jij zult gedebuteerd hebben hij zal gedebuteerd hebben wij zullen gedebuteerd hebben jullie zullen gedebuteerd hebben zij zullen gedebuteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou debuteren jij zou debuteren hij zou debuteren wij zouden debuteren jullie zouden debuteren zij zouden debuteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedebuteerd hebben jij zou gedebuteerd hebben hij zou gedebuteerd hebben wij zouden gedebuteerd hebben jullie zouden gedebuteerd hebben zij zouden gedebuteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
debuteer
|
Aanvoegende wijs |
debutere |