NL: debuggen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedebugd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik debug jij debugt hij debugt wij debuggen jullie debuggen zij debuggen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedebugd jij hebt gedebugd hij heeft gedebugd wij hebben gedebugd jullie hebben gedebugd zij hebben gedebugd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik debugde jij debugde hij debugde wij debugden jullie debugden zij debugden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedebugd jij had gedebugd hij had gedebugd wij hadden gedebugd jullie hadden gedebugd zij hadden gedebugd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal debuggen jij zult debuggen hij zal debuggen wij zullen debuggen jullie zullen debuggen zij zullen debuggen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedebugd hebben jij zult gedebugd hebben hij zal gedebugd hebben wij zullen gedebugd hebben jullie zullen gedebugd hebben zij zullen gedebugd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou debuggen jij zou debuggen hij zou debuggen wij zouden debuggen jullie zouden debuggen zij zouden debuggen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedebugd hebben jij zou gedebugd hebben hij zou gedebugd hebben wij zouden gedebugd hebben jullie zouden gedebugd hebben zij zouden gedebugd hebben
|
Gebiedende wijs |
debug
|
Aanvoegende wijs |
debugge |