Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: debriefen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gedebrieft

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik debrief
jij debrieft
hij debrieft
wij debriefen
jullie debriefen
zij debriefen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gedebrieft
jij hebt gedebrieft
hij heeft gedebrieft
wij hebben gedebrieft
jullie hebben gedebrieft
zij hebben gedebrieft

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik debriefte
jij debriefte
hij debriefte
wij debrieften
jullie debrieften
zij debrieften

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gedebrieft
jij had gedebrieft
hij had gedebrieft
wij hadden gedebrieft
jullie hadden gedebrieft
zij hadden gedebrieft

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal debriefen
jij zult debriefen
hij zal debriefen
wij zullen debriefen
jullie zullen debriefen
zij zullen debriefen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gedebrieft hebben
jij zult gedebrieft hebben
hij zal gedebrieft hebben
wij zullen gedebrieft hebben
jullie zullen gedebrieft hebben
zij zullen gedebrieft hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou debriefen
jij zou debriefen
hij zou debriefen
wij zouden debriefen
jullie zouden debriefen
zij zouden debriefen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gedebrieft hebben
jij zou gedebrieft hebben
hij zou gedebrieft hebben
wij zouden gedebrieft hebben
jullie zouden gedebrieft hebben
zij zouden gedebrieft hebben

Gebiedende wijs
debrief

Aanvoegende wijs
debriefe

Voorbeelden

  1. lk wacht op m' n debrief-team.
    Just waiting for the rest of my debrief team.
  2. Als het hem is, debrief hem voordat je hem uitschakelt.
    And if this is him, make sure he 's debriefed before he 's cancelled.
  3. Hastings wil jullie nog debriefen.
    Hastings is gonna wanna debrief both of you.
  4. Langley wil u graag debriefen.
    I know Langley 's anxious to debrief you.
  5. Ik zal je later debriefen.
    I will take your debriefing later.
  6. Als je de kans ziet, dan moeten we je debriefen.
    When you get a chance, we 'll need to debrief you.
  7. We zouden haar gaan debriefen, en in beschermde hechtenis houden.
    We were going to debrief her, keep her in protective custody.
  8. Een overgelopen ondervrager, Askari hielp bij het debriefen van informanten.
    A turned interrogator, Askari aided in debriefing informants.
  9. Luitenant Talbot had als taak om elk van hen te debriefen.
    Lieutenant Talbot was tasked with debriefing each one of them.
  10. We hebben je nodig om ze te debriefen, in het geval een van hen actiegericht is.
    We need you to debrief them, in case any of it is actionable.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden