NL: deblokkeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedeblokkeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik deblokkeer jij deblokkeert hij deblokkeert wij deblokkeren jullie deblokkeren zij deblokkeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedeblokkeerd jij hebt gedeblokkeerd hij heeft gedeblokkeerd wij hebben gedeblokkeerd jullie hebben gedeblokkeerd zij hebben gedeblokkeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik deblokkeerde jij deblokkeerde hij deblokkeerde wij deblokkeerden jullie deblokkeerden zij deblokkeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedeblokkeerd jij had gedeblokkeerd hij had gedeblokkeerd wij hadden gedeblokkeerd jullie hadden gedeblokkeerd zij hadden gedeblokkeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal deblokkeren jij zult deblokkeren hij zal deblokkeren wij zullen deblokkeren jullie zullen deblokkeren zij zullen deblokkeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedeblokkeerd hebben jij zult gedeblokkeerd hebben hij zal gedeblokkeerd hebben wij zullen gedeblokkeerd hebben jullie zullen gedeblokkeerd hebben zij zullen gedeblokkeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou deblokkeren jij zou deblokkeren hij zou deblokkeren wij zouden deblokkeren jullie zouden deblokkeren zij zouden deblokkeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedeblokkeerd hebben jij zou gedeblokkeerd hebben hij zou gedeblokkeerd hebben wij zouden gedeblokkeerd hebben jullie zouden gedeblokkeerd hebben zij zouden gedeblokkeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
deblokkeer
|
Aanvoegende wijs |
deblokkere |