NL: debaten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gedebatet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik debate jij debatet hij debatet wij debaten jullie debaten zij debaten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedebatet jij hebt gedebatet hij heeft gedebatet wij hebben gedebatet jullie hebben gedebatet zij hebben gedebatet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik debatete jij debatete hij debatete wij debateten jullie debateten zij debateten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedebatet jij had gedebatet hij had gedebatet wij hadden gedebatet jullie hadden gedebatet zij hadden gedebatet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal debaten jij zult debaten hij zal debaten wij zullen debaten jullie zullen debaten zij zullen debaten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedebatet hebben jij zult gedebatet hebben hij zal gedebatet hebben wij zullen gedebatet hebben jullie zullen gedebatet hebben zij zullen gedebatet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou debaten jij zou debaten hij zou debaten wij zouden debaten jullie zouden debaten zij zouden debaten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedebatet hebben jij zou gedebatet hebben hij zou gedebatet hebben wij zouden gedebatet hebben jullie zouden gedebatet hebben zij zouden gedebatet hebben
|
| Gebiedende wijs |
debate
|
| Aanvoegende wijs |
| debate |